Bijna alles leek de laatste weken te weten van het slechte weer. De nadruk ligt hier op “bijna” want mijn post bijvoorbeeld zat elke dag in de brievenbus en ook mijn krant kon ik elke morgen lezen bij het ontbijt. Tijdens de week zat die netjes om 6 u ‘s morgens in de bus en op zaterdag vóór 8 u. Niet één keer ontbrak ze. Strenge winter of niet, onze vaste postbode belonen we graag met een kleine nieuwjaarsgift. De postman die de krant brengt belonen we in gedachten want die zien we eigenlijk nooit en ‘s morgens om 6u de wacht houden bij de brievenbus vind ik er toch iets over.
Toen we onlangs ‘s morgens door de sneeuw naar de bakker in het dorp wandelden zagen we ergens een postauto letterlijk tot bij zijn bestemming schuiven. Of die man de krant in heel het dorp rondbrengt weet ik niet maar toch vond ik het een kleine moeite om de man sowieso te bedanken en ik sprak hem dus glimlachend aan met “Bedankt om elke dag de krant te brengen.” Zijn gezicht betrok. “Euhm, waar, wanneer?” stamelde hij. Hij had me duidelijk verkeerd begrepen en dacht waarschijnlijk dat mijn opmerking van cynische aard was. Van de 10 keren dat die mensen worden aangesproken is het misschien 9 keer om te reclameren. “Oh nee, eender waar, eender wanneer!” haastte ik me te zeggen en maakte snel duidelijk dat ik een compliment wilde geven en het schitterend vond dat we ondanks het slechte weer de krant elke morgen trouw in onze bus vonden. Oké, het is zijn job en hij wordt er voor betaald maar je moet het toch maar doen. Niets zo demotiverend als geen waardering krijgen voor je werk. Waardering tonen is een kleine moeite en je maakt er een ander blij mee. Ik weet nog dat ik vroeger, als tiener, in het hoekje bij de postzegel altijd “dank u postbode” op mijn omslag schreef als ik een brief stuurde naar mijn pennenvrienden en ik denk zelfs dat de postbode daar ook blij mee was.