Niet mijn moestuin, wel mijn prinses. Verleden week wilden ze naar de kinderboerderij (Mikerf, Brasschaat). Deze keer gingen we ook de moestuin in. Pompoenen, snijbonen, prinsessenboontjes, raapjes, rode kool, witte kool, prei… noem maar op, het stond er allemaal.
Het is zo’n beetje als het verhaal van de koe. Kindjes die denken dat een koe paars is en melk uit de winkel komt. Over dieren moet je de onze niet veel wijsmaken maar bij elke groente kwam wel het wijsvingertje samen met een “En wat is dat?” omhoog.
Dat in combinatie met de, in een Vlaams groentenhofje onvermijdelijke, Dalia’s deden me terugdenken aan mijn eigen jeugd. Wij woonden samen in één huis met mijn vava (de vader van mijn moeder). Wij hadden een grote tuin. Het voorste deel waren bloemen (Dalia’s, Gladiolen, rozen,…) en de rest stond vol met groenten. We aten praktisch alles vers, dikwijls zelf geplukt. Groenten kwamen voor ons zelden uit de winkel, laat staan uit een pakje.
Een moestuin, elk gezin zou er eigenlijk eentje moeten hebben. Zouden ze ze ook niet liever eten als ze het zelf konden doen groeien? Ik lustte als kind geen witloof maar dat stond dan ook niet in onze hof. Ja ik zou dat in elk geval wel zien zitten, zo een stukje tuin opgeven om zelf wat groenten te kweken. Hmmm, voel ik daar stillekes een mogelijk project opborrelen?